REPORTAGE

 

De ideale geit fokken

Nederlandse geiteneigenaren kunnen heel goede dieren voortbrengen, zo bleek uit de toplijsten met jaarlingen, volwassen geiten en melkproducenten.
Maar wat is nou een goede geit en hoe fok je die?
Pieter Schoenmakers geeft uitleg.


Pieter Schoenmakers (31) uit Oirschot weet wel hoe een goede geit eruitziet. Dat mag ook wel, want hij is sinds zijn achttiende al keurmeester bij de NOG (en nog steeds de jongste van Nederland) en sinds drie jaar inspecteur voor Witte, Bonte en Toggenburger geiten, hij werkt als geitenspecialist bij Boerenbond Deurne en de Brabander zit in de fokkerijcommissie van Geiten KI Nederland.
En niet te vergeten: hij fokt zelf geiten. Achter in de tuin heeft hij een wei met zwartbonte geiten en lammeren.
Schoenmakers vindt een eenduidige rasstandaard erg belangrijk, maar een persoonlijke voorkeur van een fokker mag ook best een klein beetje in een dier terug te zien zijn.
Melktype uitstralen
“Fokken is de kans vergroten dat het eindproduct beter is dan het beginmateriaal”, is Schoenmakers’ mening. “Ik wil de mindere eigenschappen in mijn dieren verbeteren. Dus als ik met ze ga fokken zoek ik er een dier bij waarin die eigenschappen juist sterk ontwikkeld zijn. Met natuurlijk behoud van de goede eigenschappen van mijn dieren.”
Duurzaam, functioneel, melktypisch. Zo omschrijft Schoenmakers de ideale geit. “En dat type zou zowel de hobbygeitenhouder als de professionele melkgeitenhouder moeten nastreven. Een geit moet melk uitstralen, daar is ze voor bedoeld.”
Met duurzaam bedoelt Schoenmakers dat het dier bovengemiddeld moet presteren op de lange termijn. Presteren kan dan zowel melk, lammeren als levensproductie betekenen.
“De Fokcommissie Witte geiten omschrijft het heel goed vind ik: hoogbenig, langgerekt, wigvormig en melkrijk. Zulke geiten, met een harmonieuze en duurzame constructie, probeer ik te fokken.”
Skelet
Voor Schoenmakers speelt het skelet van een dier een belangrijke rol bij het fokken. “Het skelet is de basis en dat moet goed zijn. Als een lammetje nog nat is, kan ik al zien of het een goed en sterk dier wordt. Het skelet is dan immers al gevormd.”
Na een bokkenkeuring heeft Schoenmakers er eens voor gekozen om zijn geit bij de bok te doen die helemaal achteraan in de keuringsring liep. “De bok zag er inderdaad niet heel mooi verzorgd uit en was in een matige conditie, maar het skelet was er. Je moet door het omhulsel heen kijken en dan zie je het werkelijke dier.”
Dat is ook de reden dat de Brabantse geitenman altijd zelf een dier bekijkt en nooit een dier alleen ‘van papier’ koopt of gebruikt.
Schoenmakers is er ook van overtuigd dat een goede geit voor 20 procent door fokkerij wordt bereikt, en voor wel 80 procent door het milieu, de omstandigheden waarin het dier gehouden wordt. “Maar natuurlijk is het wel zo: als het er niet in zit, komt het er ook niet uit.”
Te veel vijven bij keuringen
“In de geitenfokkerij moet nog heel veel gebeuren”, vindt Schoenmakers. “Het belangrijkste is dat alle fokkers een gezamenlijk doel hebben. Dat doel moet zo helder zijn dat je de ideale geit als het ware geprojecteerd hebt op je netvlies.”
Daarom vindt de Brabander dat keurmeesters en inspecteurs nog meer op een lijn moeten komen te zitten met hun beoordelingen. “Zij moeten dezelfde geit allemaal 87 punten geven voor Algemeen Voorkomen. Vooruit, daar mogen er een paar met 86 punten tussen zitten, maar de spreiding moet gewoon kleiner. De dieren moeten in ieder geval in dezelfde categorie eindigen.”
De enige mogelijkheid om dat te bereiken is volgens Schoenmakers vaker gezamenlijk oefenen.
Hij verwacht in de toekomst ook meer geiten te kunnen inschrijven, omdat de Geiten KI veel beoogde bokmoeders en KI-dochters wil laten inspecteren, om zo tot een exterieurindex te komen.
Kritiek op het beoordelen van geiten heeft de jonge inspecteur ook. “Inspecteurs geven veel te veel vijven op keuringsrapporten. Dat moeten we meer uit elkaar trekken. Als er een overweging is over een kenmerk, zegt dat genoeg. Geef dan een 4 of een 6, maar zeg niet: dat kan nog wel en omcirkel de 5.”
 
Eigen voorkeur behouden
Ondanks de eenduidige rasstandaard die Schoenmakers nastreeft, wil hij ook ruimte laten om persoonlijke wensen en voorkeuren tot uiting te laten komen in geiten. “Ik zie bijvoorbeeld graag een zwartbonte geit met een fijne botstructuur, terwijl ze voor de rasstandaard best wat zwaarder zouden mogen zijn. Natuurlijk willen we er allemaal naar werken dat jouw geit de mooiste wordt, maar daar mag best iets van jezelf in zitten. Jij moet er immers 365 dagen van het jaar naar kijken.”
Een fokcommissie kan dan ook te ver doorslaan in het creeren van de ideale geit, vindt Schoenmakers. Zo wil de fokcommissie Toggenburgers nu erg op de kleurstelling van de dieren letten. “Stel, je gaat voor het eerst naar de keuring met je geit. Je hebt een mooie, goede geit, maar de keurmeesters tillen het hoofd op en zien de in een driehoek uitlopende keelvlek. Een eervolle vermelding is het enige wat je mee naar huis krijgt. Die mooie geit zie je nooit meer terug, maar daar gaat hoogstwaarschijnlijk ook een enthousiast keuringsbezoeker.”
Bovendien vindt Schoenmakers dat nog steeds geldt: eerst bouwen, dan pas schilderen.
 
Schoenmakers’ ideale geit
Achter het huis houdt Schoenmakers in de stal en wei zijn zwartbonte geiten. Ze zien er goed verzorgd uit, en mooi.
“Mijn geiten moeten snit hebben, uitstraling. Ik selecteer ze allereerst op skelet. Verder hebben ze heel goede benen, want ik doe nooit concessies op benen. Hard en droog vind ik een must.
Minpuntje is dat de laatste rib wat te kort is. Daar moet ik een langere zien te creeren, zodat ook de inhoud van het dier vergroot. We hebben wel met een ruwvoerverwerker te maken, dus de capaciteit in het middenstuk is erg belangrijk.
Volgens de rasstandaard zouden mijn dieren wat zwaardere botten moeten hebben, maar ik vind een zware geit, zowel qua bot als qua conditie, verschrikkelijk. Daar komt mijn persoonlijke voorkeur dus tot uiting.
En verder zie ik mijn bonte dieren het liefst donker, veel wit vind ik minder mooi. Maar kleur is minder belangrijk, kwaliteit en melktype gaan voor alles.”
Wilma Wolters
Geitenhouderij, juni 2008

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG